Petrus Claver, een spaanse Jezuïet, werd in 1610, dertig jaar oud, als missionaris naar Cartagena in Columbia gezonden. Spoedig werd hij door zijn blanke landgenoten met wrevel omgeven omdat hij voor de ongelukkige zwarte slaven opkwam, die na verschrikkelijke mishandelingen, waaraan ze bloogesteld waren, in Cartagena ontscheept werden. Hij liet die arme mensen, die men als vee verkocht, zijn zorgende liefde ten deel vallen. Het waren mannen, vrouwen en kinderen die men als buit van de slavenhandelaars uit hun woonplaats in Afrika weggesleept had.
De naam: Petrus Claver is als een lichtstraal in een donker en met schuld beladen hoofdstuk uit de menselijke geschiedenis: n.l. de kolonialisering van de nieuwe wereld door de blanken.
Wij willen slechts een korte indruk geven van het leven van deze eenvoudige priester om vooral te begrijpen waarom hij zich ‘slaaf van de slaven’ noemde.
Nog gedurende zijn studie en nauwelijks gewend aan het vochtige, warme klimaat van de omgeving, stelde hij zich ter beschikking, als schuchtere novice, van pater Alfonso Sandroval. Dit was de eerste priester die zich vooral bezighield met de zielzorg onder de zwarte slaven.
Zo gauw als de zeilen van een schip aan de horizon opdoken, verlieten beide paters hun klooster, dat aan de zee lag, en wachtten in de haven. In een dagboek dat de Jezuïeten toen bijhielden, kan men lezen:
‘Gisteren, 30 mei, op het feest van de H. Drievuldigheid, kwam er een schip aan. Direct begaven wij ons naar die plaats, met 2 grote manden vol met sinaasappels, citroenen en tabak. Nog voordat het schip het anker geworpen had, waren wij al bij de zieken. Die lagen naast elkaar op vodden en tegels. Anders hadden ze niets. Niet eens vodden om zich te bedekken. Wij moesten ons door de mensenmenigte een weg banen om de zieken in twee groepen te leggen. Mijn gezel bekommerde zich om de ene, ik om de andere’. 12 Jaar later, in 1622, liet de bejaarde Pater Sandoval om ouderdomsredenen zijn medebroeder die uitputtende arbeid alleen voortzetten.
Petrus Claver zorgde voor een huis waar de zieke slaven konden worden ondergebracht met een speciale afdeling voor melaatsen. Hij verbond zelf de meest afzichtelijke verwondingen, omringde de arme zieken met zijn liefdevolle zorg en verbleef met eindeloos geduld bij de stervenden.
De Pater vond het niet voldoende om de materiële en lichamelijke nood van de arme slaven te verlichten, hij onderrichtte die arme en vertwijfelde mensen, die vol haat waren jegens hun blanke meesters, in het christelijk geloof en doopte duizenden onder hen. Het was daarom niet verwonderlijk dat de zwarte slaven hem als hun eigen vader liefhadden. Nadat hij 41 jaar lang bij teveel werk, onder extreme arme voorwaarden geleefd had, betaalde de missionaris zijn tol aan het moordend klimaat en de bovenmenselijke inspanningen van zijn opofferende diensten.
Door een verlamming was hij drie jaar lang bewegenloos aan bed gekluisterd. De mede-broeders, die zich zijn lot hadden kunnen aantrekken, waren bij en pest-epidemie bijna allemaal omgekomen. De zwarte bediende, die voor de grote weldoener van de slaven moest zorgen, bracht hem soms dagenlang geen voedsel en bezorgde hem meer lijden dan verlichting. De zieke nam die gruwzame behandeling zwijgend aan. Op 7 september 1654 haalde de Heer Zijn ‘slaaf der slaven’ bij zich in het Eeuwige Huis.
Paus Leo XIII zei over hem bij de heiligverklaring in het jaar 1888: ‘Buiten het leven en het sterven van onze Heer Jezus Christus, heeft niets me zo zeer getroffen als het leven van deze grote apostel; de heilige Petrus Claver’.